Читаем Нидерландский шутя. 150 анекдотов для начального чтения полностью

– Ben jij al met vakantie in Engeland geweest? – vraagt Dries aan zijn vriend.

– Nee.

– Waarom niet?

– Omdat ze daar links rijden.

– En wat dan nog?

– Ik heb het hier een paar dagen geprobeerd, maar het gaat echt niet.

Jarige

(Именинница)

Een koe staat te springen in de wei (одна корова стоит и прыгает: «стоит прыгать» на лугу; wei = weide – луг, выпас). Dat wekt de verbazing van de andere koeien, die haar vragen (это вызывает удивление у других коров, которые ее спрашивают; wekken – будить; verbazen – удивлять, изумлять):

– Wat scheelt er toch aan (что случилось-то с тобой; schelen – отличаться, разниться; недоставать: wat scheelt eraan? – что с тобой?)?

– Helemaal niks (абсолютно ничего), maar morgen ben ik jarig (но завтра у меня день рождения) en ik ben mijn slagroom al aan het kloppen (и я мои сливки уже взбиваю; slagroom – сбитые сливки; room – сливки; kloppen – хлопать; бить, колотить).

Een koe staat te springen in de wei. Dat wekt de verbazing van de andere koeien, die haar vragen:

– Wat scheelt er toch aan?

– Helemaal niks, maar morgen ben ik jarig en ik ben mijn slagroom aan het kloppen.

Heel zeker

(Совершенно уверен)

Een professor zegt tegen zijn studenten (профессор говорит своим студентам):

– Intelligente mensen twijfelen altijd aan alles (интеллигентные люди сомневаются всегда во всем). Alleen domme mensen zijn heel zeker van zichzelf (только тупые/бестолковые люди очень уверены в себе самих).

– Bent u daar zeker van (вы уверены в этом)? – vraagt een van zijn studenten (спрашивает один из его студентов).

– Heel zeker (совершенно уверен)! – antwoordt de professor (отвечает профессор).

Een professor zegt tegen zijn studenten:

– Intelligente mensen twijfelen altijd aan alles. Alleen domme mensen zijn heel zeker van zichzelf.

– Bent u daar zeker van? – vraagt een van zijn studenten.

– Heel zeker! – antwoordt de professor.

Ammoniak

(Аммиак)

Tijdens de les scheikunde vraagt de leraar (во время урока химии учитель спрашивает):

– Kent er iemand de eigenschappen van ammoniak (знает здесь кто-нибудь свойства аммиака)? Niemand in de klas reageert (никто в классе /не/ реагирует).

– Wel, – zegt de leraar (так/ладно, говорит учитель). – Ammoniak is net zoals jullie kennis (аммиак – как раз как ваше знание). Het vervliegt heel snel (оно/он улетучивается очень быстро) en je moet er van huilen (и тебе приходится от этого плакать).

Tijdens de les scheikunde vraagt de leraar:

– Kent er iemand de eigenschappen van ammoniak?

Niemand in de klas reageert.

– Wel, – zegt de leraar. – Ammoniak is net zoals jullie kennis. Het vervliegt heel snel en je moet er van huilen.

Dubbeldekker

(Двухэтажный автобус)

Mijnheer en mevrouw staan in Londen bij een bushalte (господин и госпожа стоят в Лондоне у автобусной остановки). Er komt een dubbeldekker aan (/здесь/ прибывает двухэтажный автобус). Ze stappen in en mijnheer zegt (они входят, и господин говорит; instappen – вступать; входить, садиться /в транспорт/):

Перейти на страницу:
Нет соединения с сервером, попробуйте зайти чуть позже