Nauka Holenderskiego przez Dialogi: 125 Praktycznych i Codziennych Rozmów po Niderlandzku

het is een geweldig spel

— to świetna gra;

ik zal de regels uitleggen als we zover zijn

— wyjaśnię zasady, gdy będziemy gotowi).

Gastheer:

Perfect. Laten we beginnen met Monopoly. Veel plezier, iedereen!

(Idealnie. Zacznijmy od Monopoly. Miłej zabawy wszystkim;

laten we beginnen met Monopoly

— zacznijmy od Monopoly;

veel plezier, iedereen

— miłej zabawy wszystkim).

Dialog 15: Spotkanie rodzinne

Familielid 1:

Hoi, hoe gaat het met je? Het is al zo lang geleden dat we elkaar gezien hebben.

(Cześć, jak się masz? Tak długo się nie widzieliśmy;

het is al zo lang geleden dat we elkaar gezien hebben

— tak długo się nie widzieliśmy).

Familielid 2:

Ja, het gaat goed, dank je. Hoe gaat het met jou en de kinderen?

(Tak, wszystko dobrze, dziękuję. Jak tam u ciebie i dzieci?;

hoe gaat het met jou en de kinderen

— jak tam u ciebie i dzieci).

Familielid 1:

Met ons gaat het ook goed. De kinderen groeien zo snel. Ze zijn nu allebei op de middelbare school.

(U nas też wszystko dobrze. Dzieci tak szybko rosną. Oboje są teraz w szkole średniej;

de kinderen groeien zo snel

— dzieci tak szybko rosną;

ze zijn nu allebei op de middelbare school

— oboje są teraz w szkole średniej).

Familielid 2:

Wat vliegt de tijd. Heb je plannen voor de zomervakantie?

(Jak ten czas leci. Masz plany na wakacje?;

wat vliegt de tijd

— jak ten czas leci;

heb je plannen voor de zomervakantie

— masz plany na wakacje).

Familielid 1:

Ja, we denken eraan om naar Frankrijk te gaan. Wat zijn jullie plannen?

(Tak, myślimy o wyjeździe do Francji. Jakie są wasze plany?;

we denken eraan om naar Frankrijk te gaan

— myślimy o wyjeździe do Francji;

wat zijn jullie plannen

— jakie są wasze plany).

Familielid 2:

We zijn van plan om een roadtrip door Italië te maken. Het wordt een avontuur.

(Planujemy roadtrip po Włoszech. To będzie przygoda;

we zijn van plan om een roadtrip door Italië te maken

— planujemy roadtrip po Włoszech;

het wordt een avontuur

— to będzie przygoda).

Familielid 1:

Dat klinkt geweldig! Misschien kunnen we elkaar ontmoeten in Europa.

(Brzmi świetnie! Może spotkamy się w Europie;

dat klinkt geweldig

— brzmi świetnie;

misschien kunnen we elkaar ontmoeten in Europa

— może spotkamy się w Europie).

Familielid 2:

Dat zou fantastisch zijn. Laten we contact houden en iets plannen.

(To byłoby fantastyczne. Pozostańmy w kontakcie i coś zaplanujmy;

dat zou fantastisch zijn

— to byłoby fantastyczne;

laten we contact houden en iets plannen

— pozostańmy w kontakcie i coś zaplanujmy).

Dialog 16: Organizacja przyjęcia niespodzianki

Vriend 1:

We moeten een verrassingsfeest organiseren voor de verjaardag van Lisa. Wat denk je?

(Musimy zorganizować przyjęcie niespodziankę na urodziny Lisy. Co ty na to?;

we moeten een verrassingsfeest organiseren voor de verjaardag van Lisa

— musimy zorganizować przyjęcie niespodziankę na urodziny Lisy;

wat denk je

— co ty na to).

Vriend 2:

Dat is een geweldig idee! Wat moeten we regelen?

(To świetny pomysł! Co musimy zorganizować?;

dat is een geweldig idee

— to świetny pomysł;

wat moeten we regelen

— co musimy zorganizować).

Vriend 1:

We moeten een locatie kiezen, uitnodigingen versturen en het eten en drinken regelen.

(Musimy wybrać miejsce, wysłać zaproszenia i zorganizować jedzenie i picie;