Читаем Нидерландский шутя. 150 анекдотов для начального чтения полностью

– Euh… naar Brussel… – antwoordt de versufte chauffeur (ээ… в Брюссель… отвечает растерянный водитель; versuffen – отуплять).

– Rij dan verder door de gang tot in de keuken (проезжай тогда дальше по коридору до кухни; ver – далеко; verder – дальше), neem daarna de eetkamer rechts (возьми потом столовую: «комнату для еды» справа), sla linksaf (возьми налево; afslaan – поворачивать) en ga via de badkamer tot voorbij de kelder (и поезжай через ванную «до» мимо подвала). Maar doe een beetje rustig aan (но «делай» немного спокойнее = но потише; rustig – спокойный; мирный; rust – отдых, покой; мир, тишина) want de kinderen slapen (потому что дети спят)!

Een auto rijdt door de voorgevel van een huis en komt in de woonkamer bruusk tot stilstand.

De bewoner van het huis komt in pyjama zijn slaapkamer uit en wordt woest als hij de schade ziet.

– Waar moet u heen? – roept hij woedend.

– Euh… naar Brussel… – antwoordt de versufte chauffeur.

– Rij dan verder door de gang tot in de keuken, neem daarna de eetkamer rechts, sla linksaf en ga via de badkamer tot voorbij de kelder. Maar doe een beetje rustig aan, want de kinderen slapen!

Zonder tanden

(Без зубов)

Jantje loopt naar de oude man die op een bank in het park zit (Янтье идет к пожилому мужчине, который сидит на скамейке в парке).

– Opa, heb jij tanden (дедушка, у тебя есть зубы)?

– Nee, mijn jonge, ik heb geen enkele tand meer (нет, мой мальчик, у меня нет ни одного: «ни единого» зуба больше).

– Echt (в самом деле; echt – настоящий, подлинный; действительно)? Wil je dan mijn appel even vasthouden (не хотел бы ты тогда мое яблоко немного подержать = подержи, пожалуйста…; vast – крепко; vasthouden – крепко держать, удерживать) terwijl ik mijn veter vastmaak (пока я мой шнурок завязываю; vastmaken – закреплять: «делать крепким»; завязывать)?

Jantje loopt naar de oude man die op een bank in het park zit.

– Opa, heb jij tanden?

– Nee, mijn jonge, ik heb geen enkele tand meer.

– Echt? Wil je dan mijn appel even vasthouden terwijl ik mijn veter vastmaak?

Inbreker

(Вор-взломщик)

Midden in de nacht (посреди ночи) breekt een dief in (забирается один вор; inbreken – взламывать; совершить кражу со взломом; breken – ломать) bij mijnheer Willems (к господину Виллемсу).

Plots staat de dief in de slaapkamer (внезапно стоит = оказывается вор в спальной комнате).

– Zoekt u iets (вы что-нибудь ищете)? – vraagt mijnheer Willems (спрашивает господин Виллемс).

– Geld! – antwoordt de dief (деньги, отвечает вор).

– O, – lacht mijnheer Willems, – mag ik helpen meezoeken (о, смеется господин Виллемс, могу я помочь искать вместе с /вами/)?

Midden in de nacht breekt een dief in bij mijnheer Willems. Plots staat de dief in de slaapkamer.

– Zoekt u iets? – vraagt mijnheer Willems.

– Geld! – antwoordt de dief.

– O, – lacht mijnheer Willems, – mag ik helpen meezoeken?

Onder vliegen

(Между мухами)

Перейти на страницу:
Нет соединения с сервером, попробуйте зайти чуть позже